De vacht van een Australian Labradoodle is op z’n mooist als deze 10-15 cm lang is. De haren moeten recht, golvend of in spiraalvorm in lagen vallen. De vacht mag niet te dik of te vol zijn, maar mag ook zeker niet pluizig of dun zijn.
We onderscheiden twee vachten: de fleecevacht en de wolvacht
De haren van de fleecevacht moeten licht en zijdeachtig aanvoelen zoals angorawol.
Het mag bijna stijl maar ook golvend zijn.
De wolvacht is veel dikker dan de fleecevacht. De wolvacht lijkt meer op een schaap. De ideale wolvacht zou er bijna uit moeten zien als pijpenkrullen, holle loshangende spiraalvormen. Deze vacht is iets lastiger te borstelen en te onderhouden. Zowel de fleece- als de wolvacht heeft geen ondervacht, behoort geen geur te verspreiden en mag niet verharen.
De vacht van de Australian Labradoodle is geen onderhoudsvriendelijk vacht.
Een regelmatige en stevige borstelbeurt is noodzakelijk om de vacht mooi te houden. Ongeveer 1 keer per week is echt aan te raden.
Het is wel heel normaal dat de vacht van een pup verandert als hij volwassen wordt. Deze verandering vind plaats tussen de negende en de veertiende maand. Deze verandering kan ook voorkomen door hormonale schommelingen bij bijvoorbeeld een vruchtbare teef. Honden die ruien, verliezen in deze fase heel veel haren.
Bij honden die nooit verharen zoals de Australian Labradoodles, groeit de nieuwe vacht door de oude vacht heen.
Als wij niet regelmatig borstelen, raken de haren met elkaar verstrengeld en ontstaan er klitten. Deze klitten komen dan heel vast op de huid te zitten en dit noemen we vilten. In ernstige gevallen worden het hele plakkaten van gevolgd vacht.
De verzorging
De meest voorkomende fout die men maakt is dat men de hond goed denkt te borstelen, maar eigenlijk alleen de bovenkant aait.
De onderkant van de vacht, dicht bij de huid gelegen, neemt men dan niet mee. Dan lijkt de hond na de bortstelbeurt er weer mooi en verzorgd uit te zien, maar de schok is groot als er aan de onderkant van de vacht grote en gevilte klitten blijken te zitten, die men helemaal over het hoofd had gezien.
Kortharige honden kun je op die manier borstelen, maar honden met langer haar dus niet. Hun vacht moet je laag voor laag borstelen.
Om het jezelf makkelijk te maken als je je hond gaat borstelen, is het het handigst als je hem op een hoge (trim) tafel plaatst.
Maak je hond met z’n riem vast en borstel resoluut. Als je je hond hierbij leert te gaan liggen, kun je overal beter bij. Begin hiermee te oefenen op jonge leeftijd.
Leer hem dat borstelen moet en dat het geen speeltijd is. Praat ondertussen geruststellend tegen hem en een beloning af en toe is natuurlijk altijd goed!
Je begint met het haar in lage te spreiden en dan tegen de richting van de haargroei in te borstelen.
Daarna borstel je laag voor laag met de groeirichting mee. De Activet borstel is hier heel geschikt voor! Begin altijd onderaan en werk dan al kammend omhoog. Dus onderaan van poot naar buik naar rug.
Borstel altijd met stevige slagen en als de vacht erg is geklit, dan kun je met een beetje talkpoeder de klit ontvetten.
Als ook dit niet lukt, dan kun je de klit doorknippen. Knip altijd met de haarrichting mee. Als je hond er na afloop helemaal pluizig uitziet, gebruik dan de plantenspuit. Spuit een spray van water over de vacht, en de vacht zal zich meteen weer herstellen en gaan krullen.
Wassen
Gebruik in dat geval een heel milde hondenshampoo. De vacht van de Australian Labradoodle heeft een zelfreinigend vermogen.
Om die reden is het niet verstandig hem vaak te wassen, omdat het evenwicht van de vacht en de huid dan verloren gaat. Af en toe even afspoelen is vaak voldoende om het stof uit de vacht te krijgen.
Knippen
Het haar in het gezicht van de Australian Labradoodle groeit heel snel. Het is voor jou en je hond prettig om de ogen vrij te houden. Hierdoor houdt de hond een goed zicht en kunnen wij zijn lieve ogen blijven zien.
Om het gezicht van de hond te knippen trek je een denkbeeldige lijn van de ene ooghoek naar de andere. Je kamt het haar vervolgens omlaag en knipt ‘t af. Zo houd je de ogen vrij. Ook de baard en de snor moeten goed worden bijgehouden en redelijk kort geknipt worden. Dan blijft er ook niet al te veel viezigheid rond de bek hangen.
Wel moet je in de gaten houden dat de kop ‘’rond’’geknipt wordt. Ook is het raadzaam het haar onder de hangende oren lekker kort te houden. Hierdoor krijgen klitten op deze plek minder kans en krijgen de oren bij beweging wat frisse lucht.
Het knippen van de voeten is prettig omdat de Australian Labradoodle weliswaar niet verhaart, maar toch heel wat vuil (o.a. zand) mee naar binnen loopt. Knip het overhangende haar van de voeten weg, maar zo dat de tenen niet te zien zijn.
Ook het haar tussen de kussentjes moet je met een klein en bot schaartje lekker kort houden.
Het voorkomt dat je Doodle veel vuil mee naar binnen sleept, maar het zorgt er ook voor dat de voetjes van je hond minder vlag zijn.
Verder is het handig om de buik heel kort te knippen, zodat daar niet te veel vuil in blijft hangen en het zodoende ook minder zal klitten. Wel altijd zo knippen dat de kale buik niet te zien is als de hond gaat zitten. Tot slot is het verstandig de vacht onder de staartinplant en rond de anus goed kort te houden zodat er geen poep aan kan blijven hangen.
Als je dit niet bijhoudt zul je merken, dat op een dag je lieve Labradoodle moeite heeft z’n behoefte te doen. Door dichtgeplakt haar zit er dan een soort zegel op de anus en is de uitgang afgesloten.
Je kunt met een schaar de harde, op-gedroogde poep en haren dan wel weer (heel voorzichtig) knippen en zo de uit-gang vrij maken, maar prettig is dat niet voor je hond (en ook niet voor jou!)
Als je nu toch lekker bezig bent is het ook raadzaam af en toe de teennagels te controleren. Als je regelmatig over een harde ondergrond loopt, zal het helemaal niet vaak nodig zijn, omdat de nagels dan vanzelf slijten, maar toch is het verstandig af en toe de lengte bij te werken.
Als je het leven in de teen niet kunt zien, knip dan af en toe een heel klein stukje af. Herhaal dit regelmatig.