Het Ras

De Australian Labradoodle
De Australian Labradoodle is een hond die steeds meer voorkomt in het straatbeeld. Zijn populariteit komt voor uit zijn vriendelijke karakter, grappige uiterlijk en zijn allergievriendelijke eigenschappen. Het is echter niet zomaar een kruising tussen een labrador en een poedel, zoals vaak wordt gedacht, maar hij is ontstaan uit een mix van meerdere rassen die deze hond samen maken tot wat hij nu is.

Geschiedenis
In de jaren 70/80 ging men in Australië op zoek naar een hulphond die geschikt was voor een blinde vrouw met allergische klachten. Men kruiste een labrador met een poedel om zo de combinatie van hulphond, waar de labrador om bekend, staat en de allergie vriendelijkheid, waar de poedel om bekend staat, te krijgen. De man die dit begeleidde heette Wally Conran en noemde de kruising Labradoodle. Deze eerste generatie kruisingen bleek erg leuk, maar nog niet stabiel wat betreft geschiktheid als hulphond en allergievriendelijkheid. Men ging verder met ontwikkelen en door het inbrengen van nog enkele andere rassen ontstond als een geheim recept de Australian Labradoodle zoals wij die nu kennen. De rassen die “gebruikt” zijn om tot de ontwikkeling te komen zijn natuurlijk de labrador en de poedel, maar ook de Ierse waterspaniel, de curly coated retriever en de Amerikaanse en Engelse cocker spaniel. Je kan dus niet zomaar een Australian Labradoodle krijgen door alleen een poedel en een labrador met elkaar te kruisen.

Soorten en voorkomen
De Australian Labradoodle is een hond waar mensen vaak nog een keer hun hoofd voor omdraaien. Hij is atletisch en soepel, met heel veel haar en met zachte en vriendelijke ogen.  Ze komen voor in 3 maten. De mini is een vrij kleine hond die maximaal 42 centimeter hoog wordt, terwijl de standaard een forse hond is die wel tot 63 centimeter hoog kan worden en 30 kilo kan wegen. Het medium formaat zit daar weer tussen. Je hebt Australian Labradoodles in vrijwel alle kleuren van de regenboog, effen, maar je hebt ook de tweekleurige doodles.

Vacht
De vacht van een Australian Labradoodle is bijzonder omdat in de praktijk blijkt dat veel mensen die allergisch reageren op honden wel goed reageren op een Australian Labradoodle. Helaas geldt dat niet voor alle allergische mensen, waardoor het uitermate belangrijk is dat toch altijd eerst wordt getest of er goed op wordt gereageerd. Er bestaan twee soorten vachten: de wollen vacht en de fleecevacht. De wollen vacht heeft wel wat weg van de vacht van een schaap en de fleecevacht is zacht en golvend. Beide vachten kennen geen ruiperiode, maar net zoals mensen verliezen de honden toch altijd wat haar. De vacht moet goed onderhouden worden, anders kunnen er behoorlijk wat klitten ontstaan. Borstelen en trimmen zijn dan ook zaken die zeker niet onderschat moeten worden.

Sociaal gedrag
De Australian Labradoodle is vriendelijk en sociaal ten opzichte van vrijwel ieder mens en dier. Hij is behoorlijk nieuwsgierig en zal vrijwel altijd blij komen kijken wanneer er iemand bij de deur staat, zal vaak bedelen om wat aandacht en een knuffel en laat duidelijk blijken aandacht en knuffels zeer op prijs te stellen. Van kinderen kunnen Australian Labradoodles heel erg veel hebben. Het zijn echte kindervrienden en ze doen niets liever dan volop spelen, maar ook voelen ze de stemmingen van kinderen zeer goed aan en ze zullen wanneer een kind verdrietig is vaak rustig naast het kind gaan zitten of liggen om troost te bieden. Australian Labradoodles worden ook regelmatig gebruikt als therapiehond voor kinderen met autisme, down syndroom of andere speciale behoeften.
Ook richting andere honden stellen Australian Labradoodles zich nieuwsgierig en vriendelijk op. Ze zijn vrijwel niet dominant en houden er van om lekker te spelen en te ravotten. Natuurlijk vinden ze niet altijd alle honden even aardig, maar ruzie zoeken doen ze niet graag. Dan gaan ze liever een andere hond uit de weg.

Temperament
De Australian Labradoodle is erg intelligent, sociaal, komisch en zacht en rustig in de omgang.  Door zijn intelligentie is hij makkelijk te trainen. Zowel de gewone gehoorzaamheidscursussen als ook speciale behendigheidscursussen of opleidingen tot therapiehond zal hij goed en vrij gemakkelijk doorlopen en ook erg leuk vinden. Zijn intelligentie heeft ook een keerzijde. Wanneer hij niet goed wordt opgevoed of getraind zal hij de intelligentie aanwenden om zichzelf zo veel mogelijk ondeugende streken aan te leren en dan kan het een behoorlijk eigenwijze en vervelende hond worden. Geef hem dus voldoende goede geestelijk uitdaging.

Zijn sociale karakter maakt dat hij heel erg graag in de aanwezigheid van zijn baasje is. Het is absoluut geen hond om buiten te houden. Dan wordt hij echt ongelukkig. Het is ook geen hond om heel veel alleen te laten. Natuurlijk kan je hem wel leren enige tijd alleen te blijven en hij zal dat ook zeker accepteren, maar echt gelukkig is hij pas in aanwezigheid van mensen en ook andere honden. Hij gaat heel graag op pad met zijn baas en heeft ook fysieke uitdaging nodig. Hij neemt geen genoegen metalleen een rondje om het huis, maar wil iedere dag toch echt wel minimaal 1,5 uur beweging krijgen. Veel Australian Labradoodles zijn ook dol op zwemmen en doe je een groot plezier door ze lekker te laten ravotten met en in het water.Wanneer hij voldoende beweging krijgt is het binnenshuis een zeer relaxte en rustige hond.

Activiteiten met een Australian Labradoodle
Australian Labradoodles zijn geen echte werkhonden, maar vinden wel vrijwel alles wat ze met hun baas kunnen doen leuk. Gehoorzaamheid, behendigheid, flyball, doggydance, frisbee, apporteren, zwemmen, eigenlijk is er maar weinig dat hij niet leuk zal vinden, hoewel het zeker geen typische jacht- of renhond is.
Als waakhond is de Australian Labradoodle waarschijnlijk niet de meest geschikte hond. Juist door zijn vriendelijke en sociale karakter treedt hij iedereen blij tegemoet. Ook blaffen ze niet heel erg snel, maar ze zullen wel aan slaan wanneer er echt iets vreemds aan de hand is.
Heel specifiek is dat ze prima kunnen worden opgeleid tot hulphond. Oorspronkelijk is dat natuurlijk ook waar ze voor zijn gefokt en gelukkig worden ze daar nog steeds zeer regelmatig voor gebruikt. Zeer recentelijk is er zelfs in Japan een organisatie gestart om Australian Labradoodles in te zetten in verpleeghuizen en in Nederland is er ervaring met het opleiden van de doodles tot hulphond voor kinderen met speciale behoeften.

Voor wie is een Australian Labradoodle geschikt
In eerste instantie zijn er vooral veel mensen met een allergie voor honden die zich aangetrokken voelen tot een Australian Labradoodle. Zeker als na een test blijkt dat zij wel goed reageren op een Australian Labradoodle is dat als een droom die uitkomt. Nooit gedacht, maar nu toch een hond in huis. Dit zijn dan ook veelal mensen die nooit eerder een hond hebben gehad. Maar door het gemakkelijke en goed te trainen karakter van een Australian Labradoodle is dat ook vrijwel nooit een probleem. De meeste fokkers van Australian Labradoodles testen de pups op een leeftijd van circa 7 weken ook op karaktereigenschappen en wijzen dan een pup toe aan een gezin dat daar het beste bij past, zodat de match de grootste kans van slagen heeft.

Toch zijn er nu ook steeds meer mensen zonder allergie die kiezen voor een Australian Labradoodle, omdat zijn karakter en zijn uiterlijk als levende teddybeer hem wel heel erg geschikt maken als echte huishond.

Wat de reden ook is dat je kiest voor een Australian Labradoodle, het is erg belangrijk dat je tijd voor hem hebt. Wanneer hij zichzelf te veel moet vermaken en niet wordt uitgedaagd of niet genoeg beweging krijgt kwijnt hij weg en dat is iets wat altijd voorkomen moet worden.

Gezondheid
Een Australian Labradoodle wordt tussen de 13 en 15 jaar oud. Vooralsnog zijn er geen specifieke gezondheidsproblemen die in dit ras voorkomen. Ouderdieren worden streng getest op heup,- elleboog en oogafwijkingen. Natuurlijk zijn er wel eens dieren die iets mankeren, maar veel voorkomende problemen zijn er nu niet. Omdat de Australian Labradoodle een ras in opbouw is worden pups momenteel wereldwijd op jonge leeftijd (ca 7 tot 8 weken oud) gecastreerd of gesteriliseerd. Dit is op dit moment de enige manier om gecontroleerd te blijven fokken en er voor te zorgen dat de specifieke kenmerken zoals de allergievriendelijkheid behouden blijven. Er bestaan verschillende meningen over de castratie/sterilisatie op jonge leeftijd, maar de pups herstellen zeer snel en er wordt voorkomen dat er door doorfokken problemen in het ras ontstaan.